Le quatrième moyen est pris de la violation de l'article 27 de la Constitution, de l'article 11 de la Convention européenne des droits de l'homme, de l'article 22 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques et des articles 3 et 10 de la convention n° 87 de l'Organisatio
n internationale du travail « concernant la liberté syndicale et la protection du droit syndical », premièrement, en ce que l'article 33, combiné avec l'article 4, 6°, de la loi attaquée rendrait impossible la candidature aux élections sociales de celui qui n'est pas affilié
à une association, ensuite ...[+++], en ce que la loi attaquée instaurerait un système par lequel la reconnaissance d'une éventuelle association nouvelle comme organisation représentative de travailleurs est soumise au droit de veto des trois associations déjà existantes, ce qui fait qu'il serait impossible qu'une nouvelle association professionnelle puisse participer aux élections sociales et, enfin, en ce que le désavantage de ne pas appartenir à l'une des trois associations existantes, à savoir l'exclusion de la participation aux élections sociales, serait à ce point aggravé par la loi attaquée qu'il en résulterait une pression en vue de s'affilier à l'une de ces trois associations.Het vierde middel is afgeleid uit de schending van artikel 27 van de Grondwet, van artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van
artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en van de artikelen 3 en 10 van het verdrag nr. 87 van de Internationale Arbeidsorganisatie « betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht », ten eerste, doordat artikel 33, in samenhang gelezen met artikel 4, 6°, van de bestreden wet de kandidaatstelling bij de sociale verkiezingen onmogelijk zou maken voor wie niet is aangesloten bij een verenig
...[+++]ing, vervolgens, doordat de bestreden wet een systeem zou instellen waardoor de erkenning van een eventueel nieuw opgerichte vereniging als representatieve werknemersorganisatie is onderworpen aan het vetorecht van de drie reeds bestaande verenigingen, waardoor een nieuwe vakverenging onmogelijk zou kunnen deelnemen aan de sociale verkiezingen en, ten slotte, doordat het nadeel niet te behoren tot een van de drie bestaande verenigingen, namelijk de uitsluiting van deelname aan de sociale verkiezingen, door de bestreden wet dermate groot zou worden dat er dwang zou ontstaan om zich aan te sluiten bij een van die drie verenigingen.