Art. 32. § 1. Les véhicules affectés à un service de taxis doivent être dotés de trois portières latérales au moins, être en bon état et être entretenus constamment en bon état, tant à l'intérieur qu'à l'extérieur ainsi que présenter toutes les conditions de qualité, de confort, de commodité et de propreté suivantes, tant en ce qui concerne la carrosserie que l'habitacle :
Art. 32. § 1. De voor een taxidienst bestemde voertuigen moeten voorzien zijn van ten minste drie zijdeuren, zich in goede staat bevinden en steeds in goede staat onderhouden worden, zowel binnen als aan de buitenkant, alsmede voldoen aan al de hierna volgende voorwaarden inzake kwaliteit, comfort, gemak en properheid, zowel wat het koetswerk als wat het interieur betreft :