En cas de faillite prononcée dans les trois ans de la constitution, les fondateurs d'une société peuvent voir leur responsabilité engagée si le capital social ou, dans le cas prévu à l'article 211bis du Code des sociétés, les fonds propres et les moyens subordonnés étaient, lors de la constitution, manifestement insuffisants pour assurer l'exercice normal de l'activité projetée pendant une période de deux ans au moins.
Bij faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting kunnen de oprichters van een vennootschap aansprakelijk gesteld worden indien het maatschappelijk kapitaal of in het geval bepaald in artikel 211bis W.Venn., het eigen vermogen en de ondergeschikte middelen, bij de oprichting kennelijk ontoereikend waren voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar.