Les droits tels que visés aux paragraphes trois, 1°, et quatre, 1°, sont exercés de façon autonome par le mineur ou le majeur déclaré incapable, à la condition qu'il soit, selon le commissaire de mois, en mesure d'évaluer raisonnablement ses intérêts.
De rechten als bedoeld in het derde lid, 1°, en het vierde lid, 1°, worden zelfstandig uitgeoefend door de minderjarige of de handelingsonbekwame meerderjarige jongere op voorwaarde dat hij volgens de maandcommissaris tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is.