Si le mariage se définit comme un contrat solennel qui unit durablement deux personnes dans la vie (1) , le droit belge prévoit, à l'article 146bis du Code civil, que le mariage est dit de complaisance lorsque, bien que les consentements formels aient été donnés en vue de celui-ci, il ressort d'une combinaison de circonstances que l'intention de l'un au moins des époux n'est manifestement pas la création d'une communauté de vie durable, mais vise uniquement l'obtention d'un avantage en matière de séjour, lié au statut d'époux.
Daar waar het huwelijk de plechtige overeenkomst is tussen twee partners om hun leven duurzaam te verenigen (1) , is er naar Belgisch recht in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek sprake van een schijnhuwelijk als ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde.