Un autre parlementaire soulignait également ses craintes par rapport à l'utilisation parcimonieuse du sol et s'interrogeait sur « l'opportunité d'ajouter parmi l'ensemble des zones exclues les zones d'espaces verts et le périmètre visé à l'article 40, 1°, 2° et 5° » (ibid., p. 268) :
Een ander parlementslid beklemtoonde eveneens zijn vrees ten aanzien van het zuinige gebruik van de bodem en vroeg zich af « of het opportuun was om de groengebieden en de in artikel 40, 1°, 2° en 5°, bedoelde oppervlakte aan het geheel van uitgesloten gebieden toe te voegen » (ibid., p. 268) :