Pour tous ces motifs, en particulier l'exigence que la commission de nomination et de désignation tienne également compte, dans ses propositions, des caractéristiques de la place déclarée vacante, le législateur a raisonnablement pu considérer comme plutôt théorique le risque de nominations de masse de candidats provenant de la troisième voie d'accès (Doc. parl., Sénat, 2004-2005, n° 3-976/4, pp. 35-36).
Om al die redenen, inzonderheid het vereiste dat de benoemings- en aanwijzingscommissie bij haar voordrachten eveneens rekening houdt met de kenmerken van de vacant verklaarde plaats, heeft de wetgever het risico van massale benoemingen van kandidaten uit de derde toegangsweg redelijkerwijze als eerder theoretisch kunnen beschouwen (Parl. St., Senaat, 2004-2005, nr. 3-976/4, pp. 35-36).