3° « Sportif » : personne qui se prépare, soit individuellement, soit dans un cadre collectif, en vue d'une activité sportive libre ou organisée sous forme de compétition ou de délassement ou qui y participe;
3° « Sportbeoefenaar » : iemand die zich voorbereidt, hetzij individueel, hetzij collectief, op een vrije sportactiviteit of een activiteit ingericht in de vorm van competitie of van ontspanning of iemand die eraan deelneemt;