5. Les États membres prennent les mesures nécessaires pour que, lorsque les infractions visées aux articles 4 et 5 sont commises par l'utilisation abusive des données à caractère personnel d'une autre personne, en vue de gagner la confiance d'une tierce partie, causant ainsi un préjudice au propriétaire légitime de l'identité, ces éléments puissent, conformément aux dispositions applicables du droit national, être considérés comme des circonstances aggravantes, sauf si ces circonstances sont déjà couvertes par une autre infraction punissable en vertu de la législation nationale.
5. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer de in de artikelen 4 en 5 bedoelde strafbare feiten worden gepleegd door de persoonsgegevens van een andere persoon te misbruiken met het oogmerk het vertrouwen van een derde partij te winnen, waardoor de rechtmatige bezitter van een identiteit schade wordt berokkend, dit overeenkomstig de betrokken bepalingen van het nationaal recht kan worden beschouwd als verzwarende omstandigheden, tenzij deze omstandigheden reeds worden bestreken door een ander feit dat overeenkomstig het nationaal recht strafbaar is.