Art. 5. § 1. Les personnes physiques ou morales qui, dans l'exercice de leur profession ou la conduite de leur activité, produisent des recommandations, mentionnent dans celles-ci toutes les relations et circonstances dont on peut raisonnablement penser qu'elles sont de nature à porter atteinte à l'objectivité de la recommandation, en particulier lorsque les personnes précitées ont un intérêt financier significatif dans un ou plusieurs des instruments financiers faisant l'objet de la recommandation ou un conflit d'intérêts significatif avec un émetteur auquel se rapporte la recommandation.
Art. 5. § 1. Natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen, maken in hun aanbevelingen alle betrekkingen en omstandigheden openbaar waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij afbreuk kunnen doen aan de objectiviteit van de aanbeveling, met name wanneer zij een wezenlijk financieel belang hebben in één of meer financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van de aanbeveling, of een wezenlijk belangenconflict ten aanzien van een emittent op wie de aanbeveling betrekking heeft.