Rappelant qu'en matière de services d'intérêt général, la proposition de directive ne couvre que les services dits d'intérêt économique général, M. McCreevy a toutefois souligné que la proposition de directive ne portait pas atteinte « à la faculté qu'ont les États membres de définir ce qu'ils entendent par services d'intérêt économique général, la manière dont ces services devraient être organisés et financés et les obligations spécifiques auxquelles ils devraient être soumis ».
De heer McCreevy, die eraan herinnerde dat de voorgestelde richtlijn uitsluitend betrekking heeft op de diensten van algemeen economisch belang, onderstreepte dat het voorstel geen aantasting is van de mogelijkheid van de lidstaten om zelf te bepalen welke diensten voor hen van algemeen economisch belang zijn, de wijze waarop die diensten moeten worden georganiseerd en gefinancierd en de specifieke verplichtingen waaraan ze moeten worden onderworpen.