Met het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 2 van de wet van 22 november 2013 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het de schuldeisers mogelijk maakt een zekerheid te eisen van een naamloze vennootschap die besloten heeft tot een reële kapitaalvermindering, voor de schuldvorderingen waarvoor in rechte of via arbitrage een bezwaar werd ingesteld vóór de algemene vergadering die zich over de kapitaalvermindering moet uitspreken (artikel 613 van het Wetboek van vennootschappen), terwijl niet in diezelfde mogelijkheid werd voorzien ten aanzien van vennootschappen met een andere vennootschaps
vorm, waaronder een ...[+++]besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die besloten hebben tot een dergelijke kapitaalvermindering (artikel 317 van het Wetboek van vennootschappen).Durch den ersten Teil der Vorabentscheidungsfrage möchte der vorlegende Richter vom Gerichtshof erfahren, ob Artikel 2 des Gesetzes vom 22. November 2013 vereinbar sei mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, indem er es den Gläubigern ermögliche, eine Sicherheit von einer Aktiengesellschaft, die eine reale
Kapitalherabsetzung beschlossen habe, für Schuldforderungen zu fordern, hinsichtlich deren vor der Generalversammlung, die über die Kapitalherabsetzung zu beschließen habe, vor Gericht oder im Wege eines Schiedsverfahrens Beschwerde eingereicht worden sei (Artikel 613 des Gesellschaftsgesetzbuches), während die gleiche Möglichkeit
...[+++]nicht vorgesehen worden sei für Gesellschaften mit einer anderen Gesellschaftsform, darunter eine Privatgesellschaft mit beschränkter Haftung, die eine solche Kapitalherabsetzung beschlossen hätten (Artikel 317 des Gesellschaftsgesetzbuches).