De wetgever vermocht redelijkerwijs ervan uit te gaan dat, zoals in de parlementaire voorbereiding wordt vermeld, « er [.] een substantiële aansporing [moet] zijn voor de belastingplichtigen om die eenmalige kans te grijpen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0353/005, p. 87).
Der Gesetzgeber konnte vernünftigerweise davon ausgehen, dass, wie während der Vorarbeiten erklärt wurde, « ein [.] wesentlicher Ansporn für die Steuerpflichtigen bestehen muss, diese einmalige Chance zu nutzen » (Parl. Dok., Kammer, 2003-2004, DOC 51-0353/005, S. 87).