5. herhaalt zijn overtuiging dat publieke personen moeten afzien van uitspraken die aanleiding of aanzet geven tot haat of stigmatisering van bevolkingsgroepen op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst, handicap, seksuele geaardheid of nationaliteit; meent dat bij het aanpakken van haatzaaiende uitspraken het feit dat het gaat om bekende persoonlijkheden die tot haat aanzetten, als een verzwarende omstandigheid moet worden beschouwd;
5. wiederholt seine Überzeugung, dass Persönlichkeiten des öffentlichen Lebens sich Erklärungen enthalten sollten, die zu Hass oder zur Stigmatisierung von Menschengruppen auf Grund ihrer Rasse, ethnischen Herkunft, Religion, Behinderung, sexuellen Orientierung oder Nationalität ermutigen oder auffordern; ist der Auffassung, dass bei Persönlichkeiten des öffentlichen Lebens die zu Hass aufrufen, bei der Auseinandersetzung mit Hassreden ein erschwerender Umstand zur Last gelegt werden muss;