Zelfs indien zowel de zware fout in de zin van artikel 96, § 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 7 november 2013 als de beide soorten van fraude bedoeld in artikel 96, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet dermate onaanvaardbare gedragingen zijn dat zij tot een beslissing tot uitsluiting uit een instelling voor hoger onderwijs kunnen leiden, wordt in geval van fraude bij de inschrijving en fraude bij de evaluatie verondersteld dat handelingen worden gesteld die, door het misleidende karakter ervan, bedoeld zijn om de geloofwaardigheid van het onderwijssysteem als algemeen belang zeer ernstig te schaden.
Selbst wenn sowohl ein schwerer Fehler im Sinne von Artikel 96 § 1 Absatz 1 Nr. 4 des Dekrets vom 7. November 2013 als auch die beiden Arten von Betrug im Sinne von Artikel 96 § 1 Absatz 1 Nr. 1 desselben Dekrets derart unannehmbare Verhaltensweisen sind, dass sie zu einer Ausschlussentscheidung einer Hochschuleinrichtung führen können, setzen ein Betrug bei der Einschreibung und ein Betrug bei der Evaluierung voraus, dass Handlungen vorgenommen werden, die durch ihre irreführende Beschaffenheit dem Allgemeininteresse, das in der Glaubwürdigkeit des Unterrichtsystems besteht, auf besonders schwerwiegende Weise schaden.