F. overwegende dat in artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is bepaald: „De Unie erkent de re
chten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000 (...), dat dezelfde juridische waar
de als de Verdragen heeft”, en overwegende dat leden 2 en 3 van dat artikel bepalen dat de Unie toetreedt tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en d
at deze rechten als ...[+++]algemene beginselen deel uitmaken van het recht van de Unie;
F. in der Erwägung, dass es in Artikel 6 Absatz 1 des Vertrags über die Europäische Union (EUV) heißt: „Die Union erkennt die Rechte, Freiheiten und Grundsätze an, die in der Charta der Grundrechte der Europäischen Union vom 7. Dezember 2000 [.] niedergelegt sind; die Charta der Grundrechte und die Verträge sind rechtlich gleichrangig“, und in der Erwägung, dass in Absatz 2 und 3 des gleichen Artikels der Beitritt zur Europäischen Konvention zum Schutz der Menschenrechte und Grundfreiheiten vorgesehen ist und festgelegt wird, dass diese Rechte als allgemeine Grundsätze Teil des Unionsrechts sind;