Bij het invoeren van de uitzondering op het attractiebeginsel ging de behoedzaamheid van de wetgever zelfs zo ver dat hij die uitzondering uitsloot in het geval waarin zou blijken dat de vennootschapsmandataris een goed verhuurt aan de v.z.w. tegen een buitensporige prijs (derde lid van artikel 32).
Die Vorsicht des Gesetzgebers bei der Einführung der Ausnahme zum Attraktionsprinzip sei soweit gegangen, dass diese Ausnahme in den Fällen ausgeschlossen worden sei, in denen sich herausstellen würde, dass ein Mandatsinhaber einer Gesellschaft einer VoG ein Gut zu einem übertriebenen Preis vermiete (Absatz 3 von Artikel 32).