In hun memorie van antwoord betwisten de verzoekende partijen allereerst het ontbreken van hun belang ten aanzien van artikel 12, waarbij zij onder meer stellen dat zij eveneens artikel 29.1, van hetzelfde decreet bestrijden wegens schending van artikel 24, § 5, van de Grondwet.
In ihrem Erwiderungsschriftsatz behaupten die klagenden Parteien zunächst, sie hätten tatsächlich ein Interesse in bezug auf Artikel 12, wobei sie insbesondere geltend machen, dass sie ebenfalls Kritik übten an Artikel 29 Nr. 1 desselben Dekrets wegen Verstosses gegen Artikel 24 § 5 der Verfassung.