3. wijst erop dat de belangrijkste problemen waarmee de jonge landbouwers in de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten geconfronteerd worden, de hoge installatiekosten zijn, onzekere economische vooruitzichten, het gebrek aan beschikbare boerenbedrijven, problemen bij de opleiding en de algemene administratieve lasten, alsmede de algemene problemen van de economische malaise en het negatieve beeld van het boerenbedrijf bij het publiek;
3. stellt fest, dass die Hauptprobleme, mit denen Junglandwirte in der Europäischen Union und in den Bewerberländern konfrontiert sind, hohe Niederlassungskosten, unsichere wirtschaftliche Aussichten, das knappe Angebot an landwirtschaftlichen Betrieben, Probleme im Bereich der Ausbildung, der allgemeine Verwaltungsaufwand sowie die allgemeinen Probleme der schwierigen Wirtschaftslage und des geringen Ansehens der Landwirtschaft in der Öffentlichkeit sind;