« Schenden artikel 25, § 2, van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht en artikel 61 van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij tot gevolg hebben dat de officieren en de onderofficieren van het tijdelijk kader die zijn opgenomen in het beroepskader niet in de onmiddellijk hogere graad kunnen worden benoemd dan één jaar na de beroepsmilitairen met dezelfde graad en dezelfde anciënniteit in die graad ?
« Verstossen Artikel 25 § 2 des Gesetzes vom 13. Juli 1976 bezüglich des Offiziersbestands und der Rechtsstellungen des Personals der Streitkräfte und Artikel 61 des Gesetzes vom 21. Dezember 1990 über die Rechtsstellung der Militäranwärter des aktiven Kaders gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit sie dazu führen, dass die Offiziere und Unteroffiziere des zeitweiligen Kaders, die zum Berufskader zugelassen werden, erst ein Jahr nach den Militärpersonen des Berufskaders mit demselben Grad und demselben Dienstalter in diesem Grad, Zugang zum nächsthöheren Grad haben können?