Hoe ruim en hoe vaag zij ook is, de machtiging die de in het geding zijnde bepalingen en artikel 2, § 2, van de wet van 29 mei 1952 samen aan de Koning hebben gegeven, staat Hem geenszins toe af te wijken van het beginsel volgens hetwelk een verschil in behandeling dat door een norm tussen verschillenden categorieën van personen in het leven wordt geroepen, dient te berusten op een objectieve en redelijke verantwoording die wordt beoordeeld met inachtneming van het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel.
Wie weitgefasst und undifferenziert sie auch ist, die Ermächtigung, die die angefochtenen Bestimmungen zusammen mit Artikel 2 Nr. 2 des Gesetzes vom 29. Mai 1952 dem König erteilt haben, erlaubt Ihm keineswegs, von jenem Grundsatz abzuweichen, wonach ein durch eine Norm zwischen verschiedenen Kategorien von Personen ins Leben gerufener Behandlungsunterschied auf einer objektiven und vernünftigen Rechtfertigung zu beruhen hat, welche unter Berücksichtigung von Zweck und Folgen der beanstandeten Massnahme zu beurteilen ist.