Vertaling van "bevel tot aanhouding binnen vierentwintig " (Nederlands → Duits) :

« Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren ».
« Außer bei Entdeckung auf frischer Tat darf jemand nur festgenommen werden aufgrund einer mit Gründen versehenen richterlichen Anordnung, die bei der Festnahme oder spätestens binnen vierundzwanzig Stunden zugestellt werden muss ».

Krachtens artikel 21 van de wet van 20 juli 1990 is de eerste beschikking tot handhaving van de voorlopige hechtenis, die door de raadkamer moet worden genomen binnen vijf dagen na de betekening van het bevel tot aanhouding, één maand geldig.
Aufgrund von Artikel 21 des Gesetzes vom 20. Juli 1990 ist der erste Beschluss zur Aufrechterhaltung der Untersuchungshaft, der durch die Ratskammer innerhalb von fünf Tagen nach der Zustellung des Haftbefehls gefasst werden muss, einen Monat lang gültig.

Het zou niet altijd mogelijk zijn een bevel tot aanhouding te betekenen binnen een termijn van 24 uur, indien de procedures bedoeld in het nieuwe artikel 47bis, § 2, van het Wetboek van Strafvordering en in het nieuwe artikel 2bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis zouden worden nageleefd.
Es sei nicht immer möglich, einen Haftbefehl innerhalb einer Frist von 24 Stunden zuzustellen, wenn die im neuen Artikel 47bis § 2 des Strafprozessgesetzbuches und im neuen Artikel 2bis des Gesetzes vom 20. Juli 1990 über die Untersuchungshaft vorgesehenen Verfahren eingehalten würden.

Het zou niet mogelijk zijn een bevel tot aanhouding te betekenen binnen een termijn van 24 uren, indien de procedures bedoeld in het nieuwe artikel 47bis, § 2, van het Wetboek van Strafvordering en in het nieuwe artikel 2bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis zouden worden nageleefd.
Es sei nicht möglich, einen Haftbefehl innerhalb einer Frist von 24 Stunden zuzustellen, wenn die im neuen Artikel 47bis § 2 des Strafprozessgesetzbuches und im neuen Artikel 2bis des Gesetzes vom 20. Juli 1990 über die Untersuchungshaft vorgesehenen Verfahren eingehalten würden.

De hechtenis van de eerstgenoemden is gebaseerd op een bevel tot aanhouding dat aan geen enkele controle door een rechtbank onderworpen is geweest : het is verantwoord de duur ervan te beperken tot zeven dagen en erin te voorzien dat, indien de rechtbank de zaak terugzendt aan de procureur des Konings, zij bij dezelfde beschikking beslist over de handhaving van de beklaagde in hechtenis tot aan de eventuele betekening van een bevel tot aanhouding binnen vierentwintig uur (artikel 216sexies, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering).
Die Inhaftierung der Ersteren beruht auf einem Haftbefehl, der durch kein Gericht geprüft worden ist; daher ist es gerechtfertigt, deren Dauer auf sieben Tage zu begrenzen und vorzusehen, dass das Gericht, falls es die Rechtssache an den Prokurator des Königs verweist, durch die gleiche Anordnung über die Verlängerung der Inhaftierung des Angeschuldigten entscheidet, bis gegebenenfalls innerhalb von vierundzwanzig Stunden ein Haftbefehl zugestellt wird (Artikel 216sexies Absatz 2 des Strafprozessgesetzbuches).

Artikel 21, § 1, van dezelfde wet bepaalt dat het door de onderzoeksrechter verleende bevel tot aanhouding binnen vijf dagen het voorwerp moet uitmaken van een beslissing van de raadkamer.
Artikel 21 § 1 desselben Gesetzes sieht vor, dass ein vom Untersuchungsrichter ausgestellter Haftbefehl innerhalb von fünf Tagen Gegenstand einer Entscheidung der Ratskammer sein muss.

Indien een bevel tot aanhouding wordt verleend, moet de beklaagde voor de rechter ten gronde verschijnen binnen een termijn van vier tot zeven dagen (artikel 216quinquies, § 3, van het Wetboek van Strafvordering) en kan hij geen andere onderzoeksverrichting vorderen dan een getuigenverhoor of een maatschappelijke enquête (artikel 216septies van het Wetboek van Strafvordering).
Wenn ein Haftbefehl ausgestellt wird, erscheint der Angeschuldigte innerhalb einer Frist von vier bis sieben Tagen vor dem Tatrichter (Artikel 216quinquies § 3 des Strafprozessgesetzbuches) und kann er keine weiteren Untersuchungsaufgaben beantragen als eine Zeugenvernehmung oder eine Sozialuntersuchung (Artikel 216septies des Strafprozessgesetzbuches).