1. De lidstaten vereisen dat de onder deze richtlijn vallende kredietinstellingen en financiële instellingen, in voorkomend geval, voor hun in derde landen gevestigde bijkantoren en dochterondernemingen waarin zij een meerderheidsbelang hebben, ten aanzien van de klantenonderzoeksmaatregelen en de maatregelen op het gebied van de bewaring van bewijsstukken maatregelen toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan die waarin deze richtlijn voorziet.
(1) Die Mitgliedstaaten schreiben vor, dass die dieser Richtlinie unterliegenden Kredit- und Finanzinstitute, auch — sofern vorhanden — in ihren Zweigstellen und den mehrheitlich in ihrem Besitz befindlichen Tochterunternehmen in Drittländern Maßnahmen anwenden, die zumindest denen entsprechen, die in dieser Richtlinie im Hinblick auf die Sorgfaltspflichten gegenüber Kunden und die Aufbewahrung von Aufzeichnungen festgelegt sind.