« Schenden de artikelen 60 tot 73 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen, in de versie ervan die op het aanslagjaar 1984 van toepassing is, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie volgens welke de verjaringstermijn die van toepassing is op de vordering tot invorderin
g van de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid ingaat op de laatste dag van de maand volgend op die gedurende welke de RVA de sociaal verzekerde het berekeningsblad heeft toegezonden waarvan sprake is in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 4 juli 1984 tot uitvoering van Hoofdstuk III - Bijzo
ndere bijd ...[+++]rage voor sociale zekerheid - van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen, terwijl, voor de invordering van de geregulariseerde gewone bijdragen voor sociale zekerheid die door de zelfstandigen verschuldigd zijn bij de aanvang of de hervatting van de beroepsbezigheid - en hoewel ook in dat geval de vaststelling van het bedrag van de geregulariseerde bijdragen veronderstelt dat de nodige inlichtingen door een belastingadministratie zijn medegedeeld -, de verjaringstermijn ingaat op 1 januari van het derde jaar dat volgt op het jaar van de aanvang van de beroepsbezigheid ?« Verstoßen die Artikel 60 bis 73 des Gesetzes vom 28. Dezember 1983 zur Festlegung von steuerrechtlichen Bestimmungen und Haushaltsbestimmungen in der auf das Steuerjahr 1984 anwendbaren Fassung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, dahingehend ausgelegt, dass die Verjährungsfrist, die auf die Klage auf Eintreibung des
Sonderbeitrags zur sozialen Sicherheit Anwendung findet, am letzten Tag des Monats nach dem Monat, in dem das Landesamt für Arbeitsbeschaffung dem Sozialversicherten das Berechnungsblatt im Sinne von Artikel 2 Absatz 1 des königlichen Erlasses vom 4. Juli 1984 zur Ausführung von Kapitel III - Sonderbeitrag zur sozia
...[+++]len Sicherheit - des Gesetzes vom 28. Dezember 1983 zur Festlegung von steuerrechtlichen Bestimmungen und Haushaltsbestimmungen zugeschickt hat, einsetzt, während für die Eintreibung der regularisierten ordentlichen Beiträge zur sozialen Sicherheit, die von den Selbständigen zu Beginn oder bei der Wiederaufnahme ihrer Tätigkeit zu entrichten sind - obwohl auch in dieser Hypothese die Festlegung des Betrags der regularisierten Beiträge voraussetzt, dass die notwendigen Informationen von einer Steuerverwaltung mitgeteilt wurden -, die Verjährungsfrist am 1. Januar des dritten Jahres nach dem Jahr, in dem die Tätigkeit angefangen hat, einsetzt?