Het arrest dat het Hof op 21 maart 1995 heeft gewezen, heeft inzake verjaring een discriminatie afgekeurd die, zoals te dezen, bestond tussen de partijen in de burgerlijke rechtsvordering ontstaan uit een misdrijf, enerzijds, en de partijen in de burgerlijke rechtsvordering ontstaan uit een fout die geen misdrijf was, anderzijds, en die bovendien, steeds zoals te dezen, een paradoxaal karakter vertoonde (J.T., 1995, p. 262).
Das Urteil des Hofes vom 21. März 1995 habe in bezug auf die Verjährung eine Diskriminierung getadelt, die wie im vorliegenden Fall zwischen den Parteien eines Zivilverfahrens, das aus einer Straftat hervorgegangen sei, und den Parteien des Zivilverfahrens, das auf einem nicht als Straftat geltenden Fehler beruht habe, bestanden habe und im übrigen wie im vorliegenden Fall paradox erschienen sei (J.T., 1995, S. 262).