Wanneer dierlijke bijproducten samen met materiaal dat niet van dierlijke oorsprong is, in biogas of compost worden omgezet, mag de bevoegde autoriteit exploitanten toestaan om na de pasteurisatie als bedoeld in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 1, onder a), of na de compostering als bedoeld in afdeling 2, punt 1, van dat hoofdstuk, al naar het geval, maar vóór het mengen met materiaal dat niet van dierlijke oorsprong is, representatieve monsters te nemen om de efficiëntie van de omzetting, respectievelijk compostering van de dierlijke bijproducten te controleren”.
Werden tierische Nebenprodukte zusammen mit Material nicht tierischen Ursprungs in Biogas umgewandelt oder kompostiert, kann die zuständige Behörde den Betreibern erlauben, nach der Pasteurisierung gemäß Kapitel I Abschnitt 1 Nummer 1 Buchstabe a bzw. nach der Kompostierung gemäß Abschnitt 2 Nummer 1 und vor der Vermischung mit Material nicht tierischen Ursprungs repräsentative Proben zu nehmen, um die Wirksamkeit der Umwandlung bzw. Kompostierung zu überwachen.“