56. stelt met bezorgdheid vast dat met de vierde wijziging van de Basiswet het parlement de bevoegdheid heeft gekregen om door middel van organieke wetten bepaalde organisaties die zich met religieuze activiteiten bezighouden te erkennen als kerken, zonder grondwettelijk verplicht te zijn om een weigering van een dergelijke erkenning te motiveren, hetgeen een nadelige invloed kan hebben op de opdracht aan de staat om neutraal en onpartijdig te zijn in zijn omgang met verschillende godsdiensten en overtuigingen;
56. stellt mit Sorge fest, dass die durch die Vierte Änderung des Grundgesetzes in das Grundgesetz eingefügten Änderungen dem Parlament die Befugnis einräumen, bestimmten Organisationen, die religiöse Aktivitäten ausführen, wie Kirchen, durch Kardinalgesetze und ohne die verfassungsrechtliche Pflicht zur Begründung die Anerkennung zu verweigern, was die Pflicht des Staates beeinträchtigen kann, neutral und unparteiisch in seinen Beziehungen zu den verschiedenen Religionen und Weltanschauungen zu sein;