Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 6 februari 1987 volgt dat de fed
erale wetgever, die destijds nog bevoegd was inzake handelspubliciteit, wilde dat
een tegemoetkoming werd opgelegd, zonder onderscheid of de bevoegde gemeenschap aan een publiek- of een privaatrechtelijke perso
on de toelating had gegeven om handelspubliciteit uit te zenden, teneinde te vermijden dat een van de gemeenschappen inkomsten uit die publicit
...[+++]eit zou worden ontzegd (zie de adviezen van de afdeling wetgeving van de Raad van State, Parl. St., Kamer, 1984-1985, 1222, nr. 1, p. 20; Parl. St., Senaat, 1986-1987, 397, nr. 14, pp. 12 en 13).Aus den Vorarbeiten zum Gesetz vom 6. Februar 1987 geht hervor, dass der föderale Gesetzgeber, der damals noch für die Handelswerbung zuständig war, die Absicht hatte, eine Kompensation aufzuerlegen, ohne zu unterscheiden, ob die zuständige Gemeinschaft einer öffentlich-rechtlichen oder einer privatrechtlichen Person die Genehmigung erteilt hatte, Handelswerbung zu senden; dam
it sollte vermieden werden, dass einer der Gemeinschaften Einkünfte aus dieser Werbung entzogen würden (s. Gutachten der Gesetzgebungsabteilung des Staatsrats, Parl. Dok., Kammer, 1984-1985, 1222, Nr. 1, S. 20; Parl. Dok., Senat, 1986-1987, 397, Nr. 14, SS. 12 und
...[+++] 13).