De begunstigden van deze steunregeling, namelijk veehouderijbedrijven die aan extensieve en semi-extensieve veeteelt doen, hebben in de regel niet te kampen met uitgaven om diervoeder en voedergewassen die buiten het bedrijf worden geproduceerd, aan te kopen aangezien zowel de vrouwelijke als de m
annelijke volwassen dieren hoofdzakelijk worden gevoerd met voedergewassen die op het bedrijf in het wild groeien — de reden waarom het aantal grootvee-eenheden per hectare dat wordt gehouden, gebaseerd wordt op de beschikbare voedergewassen — terwijl
de kalver ...[+++]en worden gezoogd door het moederdier en na het spenen worden verkocht.
In der Regel haben die Betriebe mit Extensiv- und Auslaufhaltung, an welche diese Beihilfe gerichtet ist, keine Ausgaben für Tierfutter außerbetrieblicher Herkunft, weil die ausgewachsenen Tiere, d. h. sowohl Zuchtkühe als auch Stiere, sich in erster Hinsicht von der betriebseigenen Weide ernähren, sodass die Dichte der Großvieheinheiten (GVE) pro Hektar in proportionalem Verhältnis zu den natürlichen Futtermitteln steht, während die Kälber sich von der Muttermilch ernähren und nach dem Absetzen verkauft werden.