«
Wanneer de wet geen kortere termijn stelt, verjaren de vorderingen betref
fende de afstamming door verloop van dertig jaar te rekenen van de dag waarop het bezit van staat ge
ëindigd is, of, bij gebreke van bezit van staat, vanaf de geboorte, of te rekenen van de dag waarop het kind in het bezit van staat is gekomen overeenkomst
ig de staat die hem ...[+++]werd betwist, waarbij artikel 2252 onverkort van toepassing blijft.
« Sieht das Gesetz keine kürzere Frist vor, verjähren die Klagen in Bezug auf die Abstammung in dreißig Jahren ab dem Tag, wo der Besitz des Standes aufgehört hat, oder, in Ermangelung des Besitzes des Standes, ab der Geburt oder ab dem Tag, wo das Kind in den Besitz des Standes, der dem angefochtenen Stand entspricht, gekommen ist, und dies unbeschadet des Artikels 2252.