Het Hof wordt gevraagd of artikel 7, § 1, 3°, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 « houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en da
armee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan » bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet, in zoverre de uitg
estelde bezoldiging niet verschuldigd is aan de leden van het tijdelijk onderwijzend personeel die niet de met de klass
...[+++]e van hun weddeschaal overeenstemmende leeftijd hebben bereikt uiterlijk op 31 augustus vóór de aanvang van het schooljaar, waardoor onder de leden van het tijdelijk personeel die hun ambt in het onderwijs uitoefenen uitsluitend op grond van het leeftijdscriterium een verschil in behandeling wordt ingevoerd.Der Hof wird gefragt, ob Artikel 7 § 1 Nr. 3 Absatz 2 des königlichen Erlasses Nr. 63 vom 20. Juli 1982 « zur Abänderung der Bestimmungen der Besoldungsstatute, die
auf das Unterrichtspersonal und das ihm gleichgestellte Personal des Vollzeitunterrichts und des Weiterbildungs- oder Teilzeitunterrichts Anwendung finden » mit den Artikeln 10, 11 und 24 § 4 der Verfassung vereinbar sei, insofern die zeitversetzte Entlohnung nicht den Mitgliedern des zeitweiligen Personals geschuldet sei, die nicht spätestens am 31. August vor dem Beginn des Schuljahres das der Klasse ihrer Gehaltstabelle entsprechende Alter erreicht hätten, wodurch unter de
...[+++]n Mitgliedern des zeitweiligen Personals, die ihr Amt im Unterrichtswesen ausübten, ausschliesslich aufgrund des Alterskriteriums ein Behandlungsunterschied eingeführt werde.