21. stelt vast dat een groot aantal zeer uiteenlopende kwesties het voorwerp zijn van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met derde landen; onderstreept met betrekking tot de genoemde prioriteiten, dat de ontwikkeling van de institutionele capaciteiten en de operatieve samenwerking weliswaar belangrijk zijn, maar dat bij maatregelen van de EU op deze gebieden de ondersteuning van de universele normen voor mensenrechten bijzondere aandacht moet krijgen.
21. stellt fest, dass eine Vielzahl sehr unterschiedlicher Themen Gegenstand der polizeilichen und justiziellen Zusammenarbeit in Strafsachen mit Drittstaaten ist; unterstreicht mit Blick auf die Prioritäten, dass während die Entwicklung institutioneller Fähigkeiten und der operativen Zusammenarbeit wichtig ist, bei Maßnahmen der EU, im Sinne der universellen Menschenrechtsstandards gehandelt werden muss;