Hoewel de exceptie van openbare orde in de praktijk kan volstaan als grond om het exequatur voor gerechtelijke schikkingen over de burgerlijke staat te weigeren als men dat nodig acht, leek het niet raadzaam een bepaling als artikel 50 van Brussel I op te nemen in Brussel II, dat immers over familierecht handelt en dus ook in andere gronden voor niet-erkenning voorziet (bijvoorbeeld artikel 15, lid 2, onder b)); de niet-erkenning van gerechtelijke schikkingen moet dus samen met de niet-erkenning van rechterlijke beslissingen worden behandeld.
Obgleich die Einwendung der öffentlichen Ordnung (ordre public) oft gewiß ausreichend gewesen wäre, um erforderlichenfalls zu verhindern, daß Vergleiche der in Absatz 3 genannten Art in Personenstandssachen in einem anderen Staat Wirkungen entfalten, erschien es nicht angemessen, eine Bestimmung in Analogie zu Artikel 50 des Brüsseler Übereinkommens aufzunehmen, da in Ehesachen noch andere Gründe für die Nichtanerkennung vorliegen können (z. B. Artikel 15 Absatz 2 Buchstabe b)); infolgedessen ist auf die Frage der Nichtanerkennung von Vergleichen zusammen mit den Gründen für die Nichtanerkennung gerichtlicher Entscheidungen einzugehen.