6. Na de sluiting van de afvalvoorziening brengt de exploitant de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle gebeurtenissen of ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de stabiliteit van een voorziening, alsook van alle belangrijke nadelige milieueffecten die bij de relevante controle- en monitoringsprocedures aan het licht komen.
(6) Nach der Stilllegung einer Abfallentsorgungseinrichtung teilt der Betreiber der zuständigen Behörde unverzüglich alle Ereignisse oder Entwicklungen mit, die die Stabilität der Abfallentsorgungseinrichtung beeinträchtigen könnten, sowie alle wesentlichen negativen Umweltauswirkungen, die bei der entsprechenden Kontrolle und Überwachung festgestellt wurden.