De Raad vindt dat de toepassing van de bestaande wetten op de uitoefening van alle godsdiensten in Algerije moet blijven aansluiten op de normen van het internationaal recht, waarmee Algerije heeft ingestemd en dan met name die aangaande de bestrijding van elke vorm van discriminatie en de bevordering van tolerantie op het gebied van cultuur, godsdienstuitoefening, minderheden en grondrechten.
Er vertritt daher die Auffassung, dass sich Algerien bei der Anwendung der bestehenden Rechtsvorschriften zur Religionsausübung an die Standards halten muss, denen es im Rahmen des Völkerrechts zugestimmt hat, insbesondere was die Bekämpfung aller Formen der Diskriminierung und die Förderung von Toleranz in den Bereichen Kultur, Religionsausübung, Minderheiten und Grundrechte anbelangt.