Overwegende dat de harmonisatie van de depositogarantiestelsels in de
Gemeenschap op zich niets afdoet aan het bestaan van stelsels die zijn gericht op de bescherming van de kredietinstellingen, met name door hun solvabiliteit en liquiditeit te waarborgen teneinde te voorkomen dat de
deposito's die bij deze instellingen, met inbegrip van hun in andere Lid-Staten gevestigde bijkantoren, zijn ondergebracht, niet-beschikbaar worden; dat deze alternatieve stelsels, die een ander
beschermingsoogmerk ...[+++]hebben, onder bepaalde voorwaarden door de bevoegde autoriteiten geacht kunnen worden aan de doelstellingen van deze richtlijn te beantwoorden; dat het de taak van die bevoegde autoriteiten is om na te gaan of aan deze voorwaarden wordt voldaan;