De voorzitter van het Vlaams Parlement betoogt dat artikel 4 van de Grondwet ondubbelzinnig het belang beklemtoont dat de Grondwetgever heeft gehecht aan het territorialiteitsbeginsel, meer bepaald in samenhang met de overige, voormelde grondwetsbepalingen, als criterium voor de verdeling van de bevoegdheid van de Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap om, ieder wat hem betreft, bij decreet de in die artikelen opgesomde aangelegenheden te regelen, dit is het ruimtelijk kader waarin de gemeenschappen hun bevoegdheden kunnen uitoefenen, zoals nader omschreven door het Hof in het arrest nr. 26/90.
Der Präsident des Flämischen Parlaments bringt vor, dass Artikel 4 der Verfassung eindeutig das Interesse betone, das der Verfassungsgeb
er dem Territorialitätsgrundsatz beigemessen habe, und zwar insbesondere im Zusammenhang mit den übrigen, vorgenannten Verfassungsbestimmungen, als Kriterium für die Verteilung der Zuständigkeit der Räte der Flämischen und der Französischen Gemeinschaft, jeder für seinen Bereich, durch Dekret die in diesen Artikeln aufgeführten Angelegenheiten zu regeln, wobei es sich um den räumlichen Rahmen handele, in dem die Gemeinschaften ihre Zuständigkeiten ausüben könnten und den der Hof in seinem Urteil Nr. 26/9
...[+++]0 näher umschrieben habe.