Het gaat meer bepaald om : (1) kennis vergaren in menswetenschappen voor een correcte interpretatie van reële situaties in en buiten de klas en voor een betere aanpassing aan de schoolbezoekers; (2) met de instelling, collega's en ouders van leerlingen een doeltreffende samenwerkingsrelatie opbouwen; (3) op de hoogte zijn van zijn rol binnen de school en zijn beroep uitoefenen zoals bepaald in de wettelijke referentieteksten; (4) disciplinaire en interdisciplinaire kennis bezitten voor een verantwoord pedagogisch onderricht; (5) de kunst van het onderwijzen onder de knie hebben als leidraad bij het onderricht; (6) blijk geven van een uitgebreide algemene cultuur teneinde de interesse bij de leerlingen voor het cultuurgebeuren aan te wa
...[+++]kkeren; (7) relationele vaardigheden uitbouwen die nodig zijn voor de uitoefening van het beroep; (8) goed inschatten welk belang de ethiek heeft bij het dagelijks onderricht; (9) werken in teamverband binnen de school; (10) onderwijsmethoden uitwerken, deze toetsen, evalueren en in overeenstemming brengen met de voorschriften; (11) een kritische en autonome houding aannemen ten aanzien van de wetenschappelijke kennis van vroeger en die van morgen; (12) leersituaties plannen, ten uitvoer brengen en evalueren; (13) bezinnen over het onderricht en zich blijven bijscholen (artikel 4 van het decreet I en artikel 3, § 1, van het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten).Insbesondere geht es darum: (1) die Kenntni
sse in menschlichen Wissenschaften für eine richtige Auslegung der in der Klasse und im Umfeld der Klasse erlebten Situationen und für eine bessere Anpassung an das Schulpublikum zu mobilisieren; (2) mit der Einrichtung, den Kollegen und den Eltern der Schüler wirksame Partnerschaftsbeziehungen zu unterhalten; (3) über seine Rolle innerhalb der Schuleinrichtung informiert zu sein und den Beruf auszuüben, so wie er durch die gesetzlichen Referenztexte festgelegt ist; (4) das fachliche und fachübergreifende Wissen zu beherrschen, das die pädagogische Arbeit rechtfertigt; (5) die fachliche Dida
...[+++]ktik zu beherrschen, die die pädagogische Arbeit leitet; (6) eine umfassende Allgemeinbildung zu besitzen, um das Interesse der Schüler für die Kultur zu wecken; (7) Beziehungskompetenzen in Verbindung mit den Erfordernissen des Berufes zu entwickeln; (8) einschätzen zu können, welche Bedeutung die Ethik in der tagtäglichen Praxis hat; (9) innerhalb der Schule im Team zu arbeiten; (10) Unterrichtsmethoden zu entwickeln, zu erproben, zu bewerten und mit den Vorschriften in Einklang zu bringen; (11) ein kritisches und unabhängiges Verhältnis gegenüber dem vergangenen und künftigen wissenschaftlichen Wissen zu unterhalten; (12) Lernsituationen zu planen, zu leiten und zu bewerten; (13) berlegungen über seine Praxis anzustellen und seine ständige Weiterbildung zu organisieren (Artikel 4 des Dekrets I und Artikel 3 § 1 des Dekrets vom 12. Dezember 2000 zur Festlegung der Erstausbildung der Grundschul- und Mittelschullehrer).