C. overwegende dat het verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing deel uitmaakt van alle internationale en regionale mensenrechteninstrumenten, een regel van internationaal gewoonterecht vormt en derhalve bindend is voor alle staten, ongeacht of zij de relevante internationale overeenkomsten hebben geratificeerd;
C. in der Erwägung, dass das Verbot der Folter und anderer grausamer, unmenschlicher oder erniedrigender Behandlung oder Strafe in allen internationalen und regionalen Menschenrechtsinstrumenten verankert ist und eine Regel des internationalen Gewohnheitsrechts darstellt, die somit für alle Staaten verbindlich ist, unabhängig davon, ob sie die einschlägigen internationalen Vereinbarungen unterzeichnet haben;