Het feit dat het Hof bij zijn arresten nr. 98/2010 van 16 september 2010 en nr. 11/2014
van 23 januari 2014 heeft geoordeeld dat de interpretatie van artikel 4, § 1, tweede lid, van
de wet van 15 juni 1935 zonder rekening te houden met sommige bepa
lingen van de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten « op het gebruik van de talen in de bestuurszaken » die het gebruik van
...[+++]een taal voorschrijven in de sociale betrekkingen, alsook met sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek inzake de regeling van de territoriale bevoegdheid van de rechtbank en de wijze waarop een rechtsvordering voor die rechtbank wordt ingediend, niet bestaanbaar was met de artikelen 10, 11 of 30 van de Grondwet, doet hieraan geen afbreuk.Der Umstand, dass
der Gerichtshof in seinen Entscheiden Nr. 98/2010 vom 16. September 2010 und Nr. 11/2014 vom 23. Januar 2014 geurteilt hat, dass die Auslegung von Artikel 4 § 1 Absatz 2 des Ges
etzes vom 15. Juni 1935, ohne gewissen Besti
mmungen der am 18. Juli 1966 koordinierten Gesetze « über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten », die den Gebrauch einer Sprache in den sozialen Beziehungen
vorschreib ...[+++]en, sowie gewissen Bestimmungen des Gerichtsgesetzbuches zur Regelung der territorialen Zuständigkeit des Gerichts und der Weise des Einreichens einer Klage bei diesem Gericht Rechnung zu tragen, nicht vereinbar war mit den Artikeln 10, 11 oder 30 der Verfassung, ändert nichts an dieser Feststellung.