In het wild passen de dieren zich aan de omgevingstemperatuur aan door de meest geschikte etage van de kruinlaag op te zoeken (bij koeler weer bijvoorbeeld dichter bij de grond).
In der freien Wildbahn passen sich die Tiere den Umgebungstemperaturen dadurch an, dass sie sich die passende Höhe in der Baumkrone aussuchen (z. B. bei kühler Witterung mehr in Bodennähe).