1. Wanneer een lidstaat over bewijs beschikt dat een invasieve uitheemse soort, die niet is opgenomen op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten , maar waarvan de desbetreffende bevoegde autoriteiten op basis van voorlopig wetenschappelijk bewijs hebben vastgesteld dat de soort waarschijnlijk voldoet aan de criteria van artikel 4, lid 3, zich op zijn grondgebied bevindt of dat er gevaar dreigt voor de introductie ervan op zijn grondgebied, kan de lidstaat onmiddellijk noodmaatregelen nemen, door een in artikel 7, lid 1, vermelde beperking in te stellen.
(1) Liegen einem Mitgliedstaat Informationen darüber vor, dass eine invasive gebietsfremde Art, die nicht in der Liste invasiver gebietsfremder Arten von unionsweiter Bedeutung aufgeführt ist, bei der die zuständigen Behörden aber aufgrund vorläufiger wissenschaftlicher Erkenntnisse zu dem Schluss gekommen sind, dass sie die Kriterien gemäß Artikel 4 Absatz 3 vermutlich erfüllt, in seinem Hoheitsgebiet vorkommt oder unmittelbar in sein Hoheitsgebiet eingebracht zu werden droht, so kann er unverzüglich Dringlichkeitsmaßnahmen in Form einer der in Artikel 7 Absatz 1 aufgeführten Beschränkungen treffen.