Op 23 april 1997 hebben de rechters-verslaggevers G. De Baets en P. Martens, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de organieke wet, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing klaarblijkelijk niet ontvankelijk zijn wegens gebrek aan belang.
Am 23. April 1997 haben die referierenden Richter G. De Baets und P. Martens gemäss Artikel 71 Absatz 1 des organisierenden Gesetzes den Vorsitzenden davon in Kenntnis gesetzt, dass sie dazu veranlasst werden könnten, dem in beschränkter Kammer tagenden Hof vorzuschlagen, ein Urteil zu verkünden, in dem festgestellt wird, dass die Klage auf Nichtigerklärung und einstweilige Aufhebung wegen fehlenden Interesses offensichtlich unzulässig ist.