De wetgever vermocht ervan uit te gaan dat, wat de magistraten van de hoven van beroep betreft, voldoende waarborgen worden geboden door het feit dat het ambt van onderzoeksrechter wordt uitgeoefend door een magistraat die daartoe is aangewezen door de eerste voorzitter van het hof van beroep van een ander rechtsgebied dan het hunne, door het feit dat zij worden berecht door de hoogste feitenrechter die behoort tot een ander rechtsgebied dan het hunne, en door de tussenkomst van het Hof van Cassatie dat moet beslissen over het gevolg dat aan de procedure moet worden gegeven.
Der Gesetzgeber konnte den Standpunkt vertreten, dass in Bezug auf die Magistrate der Appellationshöfe der Umstand, dass das Amt des Untersuchungsrichters durch einen Magistrat ausgeübt wird, der zu diesem Zweck durch den Ersten Präsidenten des Appellationshofes eines anderen Bereichs als der ihrige bestellt wurde, der Umstand, dass über sie durch den höchsten Tatsachenrichter eines anderen Bereichs als der ihrige geurteilt wird, und das Eingreifen des Kassationshofes, der über den weiteren Verlauf des Verfahrens entscheiden muss, ausreichende Garantien bieten.