9. wijst erop dat het bij voortduring aanspreken van het flexibiliteitsinstrument of welk ander reddingsmiddel dan ook geen goede basis is voor de totstandbrenging van een coherent buitenlands beleid; meent dat het beste voor flexibiliteit kan worden gezorgd door een redelijke marge onder het maximum in het hoofdstuk op te nemen; acht het van wezenlijk belang dat de begrotingsplanning voor de periode na 2006 voorziet in maxima die het de Europese Unie mogelijk maken een effectief buitenlands beleid te voeren;
9. erinnert daran, dass der fortgesetzte Einsatz des Flexibilitätsinstruments oder eines anderen Soforthilfemechanismus keine befriedigende Lösung für die Entwicklung einer kohärenten Außenpolitik darstellt; weist darauf hin, dass die Flexibilität am besten dadurch gesichert wird, dass ein angemessener Spielraum unterhalb der Obergrenze gewährleistet wird; hält es für wesentlich, dass die Haushaltsplanung nach 2006 Obergrenzen vorsieht, die eine wirkliche Weiterentwicklung der Außenpolitik der Europäischen Union ermöglichen;