3. Deelneming kan overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure en zonder financiële steun van de Gemeenschap uit het programma worden toegestaan aan in derde landen gevestigde rechtspersonen en aan internationale organisaties, op voorwaarde dat deze deelneming daadwerkelijk tot de uitvoering van het programma bijdraagt en het beginsel van het wederzijdse voordeel in acht wordt genomen.
(3) Juristische Personen mit Sitz in Drittländern und internationale Organisationen können ohne finanzielle Unterstützung der Gemeinschaft aus Programmmitteln nach dem Verfahren des Artikels 5 Absatz 2 an dem Programm teilnehmen, wenn diese Teilnahme wirksam zur Durchführung des Programms beiträgt, wobei der Grundsatz des gegenseitigen Nutzens berücksichtigt wird.