Enerzijds, zou het in het geding zijnde artikel 10 van de wet een dubbele inaanmerkingneming van de opbrengst van de afstand opleggen, behalve in het in het laatste lid van dat art
ikel beoogde geval, namelijk wanneer de afstand betrekking heeft op het woonhuis van de betrokkene en/of de personen waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, voor zover hij (zij) geen ander bebouwd onroerend goed bezit of bezitten en in zoverre de opbrengst van de afstand nog geheel of gedeeltelijk in het in
aanmerking genomen vermogen wordt teruggevonden ...[+++].
Einerseits schreibe der fragliche Artikel 10 des Gesetzes eine doppelte Berücksichtigung des Erlöses aus der Abtretung vor, außer in dem im letzten Absatz dieses Artikels vorgesehenen Fall, nämlich wenn die Abtretung sich auf das Wohnhaus des Betreffenden und/oder der Personen, mit denen er denselben Hauptwohnort teile, bezogen habe, sofern er (sie) kein anderes bebautes unbewegliches Gut besitze (besäßen) und insofern der Erlös aus der Abtretung noch ganz oder teilweise in der in Betracht gezogenen Vermögensmasse erscheine.