40. is ervan overt
uigd dat, indien de werkingssfeer van de richtlijn betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de
vluchtelingenstatus niet wordt uitgebreid tot gevallen die een verzoek om subsidiaire bescherming rechtvaardigen, een
niet te rechtvaardigen juridische leemte op het gebied van
bescherming blijft bestaan waarvan d ...[+++]e gevolgen bovendien ernstiger zullen worden door het feit dat de lidstaten zich bij de toekenning van internationale bescherming meer zullen baseren op de motieven voor subsidiaire bescherming dan op de motieven die de grondslag vormen voor de toepassing van het Internationaal Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen;
40. ist überzeugt, dass, wenn der Anwendungsbereich der Richtlinie über Mindestnormen für Verfahren in den Mitgliedstaaten zur Zuerkennung oder Aberkennung der Flüchtlingseigenschaft nicht auf die Fälle ausgeweitet würde, die Anträge auf subsidiären Schutz betreffen, im Bereich des Schutzes ein nicht zu rechtfertigendes Rechtsvakuum entstünde, dessen Folgen noch dadurch erschwert würden, dass sich die Mitgliedstaaten bei der Gewährung internationalen Schutzes eher auf die Gründe für subsidiären Schutz als auf diejenigen stützen, welche die Anwendung der Genfer Konvention für die Zuerkennung der Flüchtlingseigenschaft begründen;