De prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepalingen een
discriminatie doen ontstaan « doordat zij het absoluut onmogelijk maken dat een ten volle geadopteerd kind tijdens het leven
van de adoptant(en) opnieuw wordt geadopteerd, terwijl voor alle andere categorieën kinder
en, die in dezelfde situatie van breuk met hun ouders verkeren, die mogelijkheid tijdens het leven van hun ouder(s) wel
...[+++] bestaat ».
Mit der präjudiziellen Frage wird der Hof aufgefordert, sich darüber zu äussern, ob die beanstandeten Bestimmungen zu einer Diskriminierung führen, « indem sie es überhaupt unmöglich machen, dass ein volladoptiertes Kind zu Lebzeiten des (der) Adoptierenden wieder adoptiert wird, während für alle anderen Kategorien von Kindern, die sich in der gleichen Situation des Bruchs mit ihren Eltern befinden, diese Möglichkeit zu Lebzeiten ihrer Eltern sehr wohl existiert ».