3.1.5. Het glas van de standaard(referentie)gloeilamp moet een zodanige vorm en optische eigenschappen bezitten dat dit een minimum aan weerkaatsing of breking veroorzaakt die negatieve gevolgen hebben voor de lichtverdeling.
3.1.5. Der Kolben der Prüflampe muß so geformt und optisch so beschaffen sein, daß keine für die Lichtverteilung nachteilige Reflexion oder Brechung auftritt.